[ad_1]
Wie zijn die mannen die in de jaren zeventig, tachtig en negentig hun sperma anoniem ter beschikking stelden? Wat bewoog ze daartoe? En hoe kijken ze nu terug op die keuze? In zijn maandag verschenen boek Verborgen Verbonden probeert Derk Eimers (58) daarachter te komen. Hij portretteert 22 spermadonors, die openhartig vertellen over hun leven en drijfveren.
“Als er al over deze mannen werd gesproken, was het in negatieve zin, alsof het over platte spermaspuiten ging. Terwijl het mensen zijn met gevoelens, verwachtingen, vaak ook een carrière en een gezin. Ik vond het belangrijk deze mannen een gezicht en een stem te geven.”
Heel gewone mannen
Als íémand dat boek moest schrijven, was het Eimers wel. Hij was zelf spermadonor tussen 1994 en 2000 en heeft zeven donorkinderen. Bovendien is hij sinds 2007 betrokken bij de Stichting Donorkind. Hij kent de wereld van de zaaddonatie dus als geen ander. Hij weet de donors te vinden en kan goed met ze levelen omdat hij een van hen is. En zoals hij zelf geen vies oud mannetje is – een veelgehoord vooroordeel over spermadonors – zo zijn de donors die hij spreekt dat ook niet.
“Het zijn heel gewone mannen. Een buschauffeur, een dokter, een bibliothecaris, zoals die bij je in de straat wonen.” Uit een enquête die hij deed onder 36 donors, bleek dat 90 procent daarvan een partner had, 83 procent een baan had, en 75 procent een voltooide hbo-opleiding of hoger. Iets meer dan de helft van hen had al kinderen.
Voor de meeste mannen die Eimers sprak, was anderen helpen de belangrijkste reden om hun zaad te doneren. “Vaak ging het om sociaal bewogen mannen die bijvoorbeeld ook bloed-, orgaan- of stamceldonor waren. Ook kwam het regelmatig voor dat mannen stellen kenden bij wie het niet lukte om een kind te krijgen. Dat trok menig man over de streep om sperma te doneren.”
Ongeveer een kwart van de mannen gaf aan dat er ook iets van een voortplantingswens meespeelde. “Sommige mannen wilden hun DNA doorgeven, omdat de familielijn anders stopt. En er was één iemand die gewoon zoveel mogelijk nakomelingen wilde, zodat zijn uitvaart drukbezocht zou worden.”
Anonieme zaaddonatie
De maatschappij is in de loop der jaren heel anders tegen anonieme zaaddonatie aan gaan kijken. De donors zelf niet in het minst, blijkt uit het boek. Langzaam groeide het besef dat die anonimiteit misschien toch niet zo wenselijk was voor met name de donorkinderen. Sinds 2004 mag anoniem doneren dan ook officieel niet meer. Maar dat wil niet zeggen dat het niet meer gebeurt, weet Eimers. “Je hoeft als vrouw maar te googelen en je vindt in no time allerlei sites van mannen die bereid zijn jou hun zaad te geven of te verkopen, al dan niet anoniem.”
RTL Nieuws sprak met twee van de mannen die aan het woord komen in Eimers’ boek.
Gerard Kotter (66) doneerde in totaal zo’n tachtig tot negentig keer sperma, tussen 1988 en 1996. “Toen mijn vriendin en ik ons eerste kind verwachtten, las ik in de plaatselijke krant een oproepje voor zaaddonors. Dat was het moment waarop ik erover begon na te denken. Wij hadden het geluk dat we kinderen konden krijgen; dat gunde ik andere stellen ook.”
Geen enkele verantwoordelijkheid
Na de geboorte van hun eerste kind – dat gezond en wel ter wereld kwam – meldde hij zich met goedkeuring van zijn vriendin aan als donor bij het ziekenhuis in Hengelo. Anoniem doneren was destijds de standaard. “Van mij hoefde het niet anoniem, maar het leek me wel volstrekt logisch. Als donor had je geen enkele verantwoordelijkheid voor het kind dat eventueel voortkwam uit jouw zaad. Ik heb me toen niet gerealiseerd dat kinderen er later aan zouden kunnen hechten om te weten wie hun biologische vader is. Misschien gek, maar daar stond ik gewoon niet bij stil.”
Toen er jaren later veel media-aandacht was voor donorkinderen die op zoek waren naar hun biologische afkomst, besloot Gerard zijn DNA te laten opnemen in de KID-DNA Databank van FIOM, de overheidsinstantie voor afstammingsvraagstukken. “Ik wilde dat eventuele nakomelingen de mogelijkheid zouden hebben om mij te vinden, als ze met vragen zouden zitten.”
Rare ervaring
Een half jaar later werd Gerard gebeld: er was een match gevonden. Hij bleek naast zijn inmiddels vier ‘eigen’ kinderen een 20-jarige dochter te hebben, die al jaren naar hem op zoek was. Via FIOM ontmoette hij haar. “Heel spannend was dat. Ik ging erheen met mijn vriendin en een van mijn zonen en we gingen van tevoren nog even op het terras zitten in de buurt. Bij iedereen die langsliep en enigszins aan de omschrijving voldeed, vroeg ik me af of zij het zou zijn. Een rare ervaring.”
De eerste ontmoeting leidde tot een goede relatie. “Ik heb haar gelijk uitgenodigd voor mijn verjaardag een paar dagen later, mocht ze zin en tijd hebben. En dat had ze. Het was meteen alsof ze altijd deel had uitgemaakt van onze familie, zo vanzelfsprekend paste ze ertussen. Nu komen we regelmatig bij elkaar over de vloer.” Ook de vriendin en andere kinderen van Gerard hebben contact met haar.
Meer donorkinderen?
Of er nog meer donorkinderen van hem rondlopen, weet Gerard niet. “Ik heb het ziekenhuis gebeld om het uit te zoeken, vooral voor mijn donordochter, want zelf houdt het me eerlijk gezegd niet zo bezig. Ze konden wel zien dat er vier zwangerschappen uit voort waren gekomen, maar niet of die voldragen waren en wat er verder was gebeurd. Vier lijkt weinig, na zoveel donaties, maar ik ga er maar van uit dat het klopt. Ja, ergens ben ik natuurlijk best nieuwsgierig, maar je komt er gewoon niet achter wie het zijn als ze zelf niet op zoek gaan.”
Spijt heeft Gerard niet van zijn keuze. “Ik zou het zo weer doen. Het is een kleine moeite, en je kunt anderen er echt mee helpen. Het scheelt natuurlijk wel dat het bij ons echt een succesverhaal is gebleken. Ik kan me voorstellen dat dat niet voor iedereen geldt.”
Zo kijkt ‘Henk’ (78, zijn echte naam is bekend bij de redactie) met gemengde gevoelens terug op zijn verleden als zaaddonor. Ook hij meldde zich eind jaren zeventig aan om anderen te helpen hun kinderwens in vervulling te laten gaan.
“Ik zag in mijn omgeving meerdere echtparen die veel verdriet hadden omdat het niet lukte om kinderen te krijgen. Toen ik een oproepje tegenkwam voor spermadonors, trok dat me over de streep. Misschien deed ik het ook wel een beetje uit een bepaald verlangen naar waardering. De mensen die ervan wisten, vonden het wel bewonderenswaardig als je zoiets deed.”
Zijn toenmalige vrouw was niet gelijk wild enthousiast over het idee. Want hoewel het aan de ene kant bewondering opriep, had het toch ook iets verderfelijks. “Zaaddonatie betekende masturbatie, en dat was in die tijd behoorlijk taboe. Je sprak er niet over. Het werd gezien als een vorm van vreemdgaan, want als je jezelf bevredigde dan fantaseerde je vast over een ander. En ik kan niet ontkennen dat dat veel gebeurde. Zo werkt dat nu eenmaal.”
Ook het idee dat hun eigen dochters, toen nog jong, op latere leeftijd misschien ongemerkt in aanraking zouden komen met mogelijke halfbroertjes of -zusjes, was iets waar zijn vrouw mee worstelde. Maar uiteindelijk accepteerde ze het, en dat was dat.
Openstaan voor contact
In totaal doneerde Henk hooguit tien keer zijn zaad, tot hij van zijn vrouw ging scheiden en in een andere stad kwam te wonen, verder weg van het ziekenhuis. Of er kinderen uit voort zijn gekomen, weet hij niet. “Ik heb in de jaren negentig nog naar het ziekenhuis gebeld om daar navraag over te doen, maar dat leverde niets op. Ze hadden geen dossiers, werd gezegd. Of ik dat jammer vind? Ik weet het niet, het is niet anders. Het is niet iets wat me constant bezighoudt.” Ook Henk heeft zijn DNA laten opnemen in de databank van FIOM. “Mocht er een donorkind naar me op zoek zijn, dan kan diegene me vinden. Ik zou ervoor openstaan.”
In de jaren negentig doneerde Henk nog diverse keren zaad aan een bevriend lesbisch stel. Dat resulteerde in drie kinderen, die weten waar ze vandaan komen. “Mijn twee dochters hadden daar wel wat weerstand tegen. Zij hadden mij na de scheiding enigszins gemist in hun dagelijks leven en ze vreesden dat ze mijn aandacht dan ook nog zouden moeten delen met nieuwe kinderen. Maar dat heb ik weten af te houden. Ik speel wel een rol in het leven van mijn donorkinderen, maar geen grote.”
Hoewel Henk nog wel achter zijn in het verleden gemaakte keuzes staat, zou hij er met de kennis van nu niet opnieuw voor kiezen. “Ik vind het te veel geworstel, voor mezelf, en volgens mij ook voor die kinderen. Ik ben er niet, maar ook weer wel. Wat heb je daar nou helemaal aan? Ik heb er nu toch een beetje vraagtekens bij of het in de traditioneel-christelijke maatschappij waarin we leven wel goed is voor een kind om op deze manier te worden verwekt.”
“Het is me te gecompliceerd. Ik vind het prima dat die kinderen er zijn, het gaat ook hartstikke goed met ze, maar soms houd ik mijn hart vast voor de toekomst. Stel dat ik straks ineens weer opa wordt, wat moet ik daar dan weer mee? Wat ik zeg: het is gecompliceerd.”